zondag 27 oktober 2013

Hoeveel doden nog in Bangladesh?


 
Vrijdag jl. vielen zeven doden bij politiek straatgeweld in Bangladesh, plus meer dan 300 gewonden. Twee weken geleden lieten bij confrontaties tussen regering en oppositie al drie mensen het leven. Voor vandaag en de twee komende dagen heeft de oppositie een algemene staking uitgeroepen. Als de regering niet zwicht zullen hardere acties volgen. De inwoners in de steden houden hun hart vast en durven niet buiten komen uit schrik voor de schermutselingen. De economie dreigt nieuwe klappen te incasseren. BGMEA, die de werkgevers van de kledingindustrie groepeert, roept op tot een dringende oplossing. Maar ook straatverkopers en rickshaw rijders zitten zonder inkomsten, want de straten blijven ongewoon leeg. Iedereen blijft binnen.
Aanslepende onrustHet is al een tijdje onrustig in Dhaka. Naast de groeiende onvrede bij de kledingarbeiders omwille van het uitblijven van voor hen tastbare resultaten ter verbetering van hun inkomen en veiligheid, is er de politieke impasse waar het land in verzeild geraakt is. Beide conflicten komen eind oktober samen tot een onvoorspelbare mix. Een IAO-team van experten moest rechtsomkeer maken omwille van de vanaf vandaag aangekondigde hartal.  De experten zouden de komende dagen in Bangladesh de laatste hand leggen aan een concreet voorstel om de veiligheidsinspecties van de fabrieken binnenkort op te starten. Een nieuwe dumper op de verwachtingen van de miljoenen kledingarbeidsters.
Gewelddadig politiek protest
Het is duidelijk dat de politieke strijd tussen regering en oppositie de komende tijd de agenda zal beheersen. Dit heeft alles te maken met de strijd om de macht, het gevecht om de kiezer. Want uiterlijk op 24 januari volgend jaar moeten nieuwe verkiezingen bepalen hoe het Parlement zal samengesteld zijn en wie de regering zal vormen. Maar van een overlegde aanpak blijkt steeds minder sprake. Vrijdag alleen, op een eerste dag van publieke politieke acties, kregen we via sms dertien waarschuwingen om bepaalde omgevingen te mijden als te gevaarlijk omwille van gewelddadig politiek protest. Gisteren, een dag zonder aangekondigde protestacties, kwamen niet minder dan elf gelijkaardige berichten.
Normaal gesproken zou het Parlement vandaag 27 oktober ontbonden worden, en de verkiezingsdatum bekend gemaakt worden. Maar de regering, sinds vorige verkiezingen in 2008 met een ruime tweederde meerderheid, besliste nog enkele tijd verder te werken. Illegaal, protesteert de oppositiepartij Bangladesh Nationalist Party (BNP), die oproept tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Niets van aan en geen probleem, argumenteert Awami League; slechts 45 dagen vooraf moet de verkiezingsdatum bekend gemaakt worden, en zodoende kan nog belangrijk wetgevend werk gedaan worden.

Manifestaties en een driedaagse algemene staking
De oppositie onder leiding van BNP heeft er nu voor gekozen via manifestaties en een driedaagse algemene staking het conflict in haar voordeel te beslechten. Maar de regering geeft niet toe. Het voorstel van Sheikh Hasina (AL) om tot een interimregering te komen (waarbij alle partijen vertegenwoordigd zijn)  die de verkiezingen moeten voorbereiden werd door de Khaleda Zia (BNP) verworpen. Die aanvaardt geen tussenoplossing onder het voorzitterschap van de huidige Eerste Minister. Want dat leidt naar corruptie en gemanipuleerde verkiezingen, klinkt het bij BNP. Zij stelt een regering van techniekers voor, een caretaker government, net zoals bij vorige verkiezingen. Maar AL heeft dat voorstel als onrealistisch van tafel geveegd. De impasse is compleet. De Bengaal wacht ongerust en met een bang hart af.
De fase van wederzijds opbod en politieke retoriek lijkt stilaan voorbij. Kan de knoop nog ontward worden of wordt deze impasse verder op straat uitgevochten? En hoeveel slachtoffers zal dat vragen? De Bengaal in de straat is er niet gerust in. Dergelijk scenario is hem niet vreemd, want ook bij de verkiezingen van 2006 (in een gelijkaardige context van politieke rivaliteit) liep het danig uit de hand. Toen vielen 28 dodelijke slachtoffers en heeft het leger ingegrepen om erger te voorkomen. Gaat het deze keer dezelfde richting uit? Alleen de partijen BNP (oppositie) en AL (regering) kennen het antwoord.

Jef Van Hecken - 27 oktober 2013

 

donderdag 24 oktober 2013

Rana Plaza, zes maanden later


Onder een veel te straffe zon, voorbode van een flinke regenbui later op de dag, zaten zo’n honderd slachtoffers van Rana Plaza bijeen op de plaats waar precies een half jaar geleden 1.129 kledingarbeiders hun dagelijks hard labeur met de dood bekochten. Vaders, maar vooral moeders en zussen van overleden arbeidsters kwamen in stil maar krachtig  protest bijeen. Schouder aan schouder. Want voor de meesten was het een bijzonder emotioneel weerkeren naar de rampplaats waar ze hun zoon, dochter, echtgenoot, vader of moeder verloren. Na een half jaar rolden de tranen alsof het drama zich enkele uren eerder afspeelde.

verdriet zit bijeen
met foto’s van geliefden
schouder aan schouder
Opgekropte woede
Hun opgekropte woede over het uitblijven van een billijke compensatie werd vertolkt door Amin, voorzitter van NGWF, vakbondspartner van Wereldsolidariteit en tevens lid van de internationale Schone Klerencampagne. Hoe is het mogelijk dat na een half jaar de meeste slachtoffers nog steeds geen uitzicht hebben op enige uitkering? Om de eisen kracht bij te zetten, werden op twee spandoeken de merken opgelijst: slechts negen hebben zich tot op heden geëngageerd om een degelijke regeling uit te werken; twintig andere wachten af. Hoe lang nog? Het is alsof de internationale bedrijven denken dat de kledingarbeidsters een dikke spaarboek hebben die ze nu kunnen aanspreken om de gemaakte kosten voor medische verzorging voor te schieten. Niets van dat, natuurlijk. Sommigen betalen meer dan driekwart van hun loon aan huishuur; het is te zeggen: voor twintig vierkante meter afgeboord met bamboe en ijzeren platen en daar een ijzeren dak bovenop.
Saphia, Faruk en Jasmine winden er geen doekjes rond.  Kwaad eisen ze van de kledingbedrijven dat ze snel over de brug komen. “De arbeidsters weten niet hoe de eindjes aan mekaar te knopen. En ondertussen gaat de internationale kledingindustrie met grote winsten lopen.  Maar de arbeidsters, die met hard en vooral lang werken deze winsten mogelijk maken, krijgen amper de kruimels van de tafel,” roept een verontwaardigde Saphia. Ik kon me niet bedwingen, vroeg de microfoon en richtte me tot de aanwezige slachtoffers: “Bij de instorting van Rana Plaza zagen  we hoe solidariteit gestalte kreeg, hoe gewone mensen met blote handen puin ruimden op zoek naar overlevenden. Ik ben hier niet om een verslag te maken van deze sit-in, maar om solidariteit vanwege arbeiders uit Europa en Amerika te tonen.  Ik heb de oplossing voor de compensatie niet op zak; maar samen met miljoenen consumenten – die de kleding kopen die jullie voor ons maken – blijven we de merken onder druk zetten voor veilige arbeid en een leefbaar loon. Die solidariteit is onze sleutel voor onze blijvende verbondenheid met jullie.”
‘k ben niet gekomen
om een verslag te maken
wel om ’t samen zijn
Shahida, Tania en Rozina
Rozina en Tania staan er al die tijd luidop wenend bij. Rozina verloor een van haar dochters en de andere werd zwaar gewond. De kostwinnaars van de familie zijn plots weggevallen. Vorige week met Eid, het Offerfeest, was er helemaal niets extra om te feesten, in tegenstelling tot de voorbije jaren. Hoe het verder moet, weet ze niet.  Tania krijgt het amper gezegd; schreiend vertelt ze in stukjes en brokjes, terwijl ze moe gehurkt haar kleinzoon van vijf zachtjes tegen zich houdt. “Hoe moet het met hem verder, “ vraagt ze? “ Niemand heeft me tot op heden geholpen. Ik heb enkel een kleine eerste vergoeding gehad, maar de laatste vijf maanden niets meer. Ik weet ’s morgens niet hoe ik mijn kleinzoon zal te eten geven. Niemand ziet naar ons om! Vragen we dan zoveel?”
Hetzelfde verhaal komt als een refrein terug. Vandaag verscheen een internationale studie waaruit blijkt dat 94% van de slachtoffers nog geen compensatie uitgekeerd kreeg. Dat cijfers klopt met wat we zelf vaststellen. Shahida, zelf sinds drie jaar weduwe,  kreeg pas vorige week bevestiging dat een van de 291 niet identificeerbare lichamen van haar schoonbroer was. Dankzij een DNA-test krijgt ze nu uitzicht op een compensatie. “Maar als alleenstaande vrouw kan ik nergens terecht, krijg ik nergens onderdak. En ik moet aan de toekomst van mijn zevenjarig neefje denken, die nu wees geworden is.” Shahida is de wanhoop nabij. Op een papier schreeuwt ze het uit  “Ik wil enkel schoolopvang voor mijn neefje.  Ik smeek en vraag Allah te zegenen wie ons kan helpen. Ik beloof de armen te steunen, maar alsjeblief: help me!”.  Met haar hand streelt ze mijn arm. Ik grijp haar hand en leg mijn lege hand op de schouder van haar neefje. Wat kan ik meer doen? Haar natte ogen danken om het luisteren. Het is me meer dan ooit duidelijk: alle plannen ten spijt, de slachtoffers blijven nog steeds in de kou.
ook na een half jaar
wenen de nabestaanden
bittere tranen
Jef Van Hecken
Dhaka – 24 oktober 2013

zondag 29 september 2013

Is veiligheid plots niet meer belangrijk in de fabrieken van Bangladesh?

De voorbije week haalde Bangladesh opnieuw de internationale media. Tienduizenden kledingarbeiders legden het werk neer, en trokken de straat op voor massaal protest. Daarbij kwam het tot gewelddadige botsingen met de ordetroepen. De regering moest zelfs speciale militaire eenheden inzetten om de kalmte te doen weerkeren. Het is inmiddels  vijf maanden geleden dat meer dan 1100 stiksters omkwamen na de instorting van het Rana Plaza complex, een ramp die zowel de publieke opinie als de kledingmerken wakker schudde. Wat is er precies aan de hand?

 
Massaal op straat

‘Boze kledingarbeiders blokkeren de autoweg in Gazipur. Fabrieken gesloten. Gelijkaardige problemen in andere industriezones.’ ‘Clash tussen politie en arbeiders in Ashulia. Waakzaamheid aanbevolen.’ Dergelijke sms-berichtjes maken me duidelijk dat de rust in de kledingsector na een week van protesten zeker nog niet is weergekeerd. De voorbije dagen was het protest iets minder massaal dan in het begin van de week, maar toch duidelijk aanwezig. Harde confrontaties met de ordetroepen, vernielingen aan auto’s en gebouwen, enorme verkeerschaos in de omgeving van de industrieterreinen. De eisen van de arbeiders zijn gekend. Ze willen een verhoging van het minimumloon van 30 € tot 80 € per maand. De werkgevers zijn even duidelijk: maximaal 6 € extra willen ze geven of 36 €. Deze stijging is lager dan de inflatie. Het voorstel van de werkgevers haalt amper het armoedepeil dat de Wereldbank heeft vastgelegd op 0,93 € USD per dag. Vraag is dus hoe je in Bangladesh met 1 euro per dag kan leven, of beter: overleven. Enkele dagen geleden bezocht ik fabrieksarbeidsters in een sloppenwijk in Dhaka. Bamboestokken met ijzeren golfplaten er rond, een grote ruimte van ongeveer 20 vierkante meter groot voor een gezin met minstens twee kinderen. Daarvoor moet 30 € per maand huur worden betaald. Dit gezin heeft per dag ongeveer 1,5 kg rijst nodig; kost minstens 15 € per maand. En dan hebben we nog geen kosten voor onderwijs en gezondheidszorg in rekening gebracht. Niet te verwonderen dat overuren kloppen en besparen op voedsel de gevolgde overlevingstechnieken zijn. Weinig verrassend dat het potje regelmatig overkookt en dat arbeiders massaal op straat komen.

Het geduld is op

In de nasleep van Rana Plaza, waar 1127 doden en meer dan tweeduizend gewonden vielen, hadden de kledingarbeidsters minstens op een spoedige verbetering gerekend. Looneisen klonken in alle gesprekken met de arbeidsters door. ‘Wat zijn we met een hongerloon in een veilige fabriek?’ vroeg Nazima me toen ik haar begin mei ontmoette.   Maar op de werkvloer is na vijf maanden amper iets te merken van een kordate aanpak voor veilig werk en een leefbaar loon. Plannen maken vraagt tijd, maar het geduld van de betrokken arbeidsters wordt wel erg lang op de proef gesteld.
Een speciale commissie is in het leven geroepen om het nieuwe minimumloon voor de sector te bepalen. Na meer dan drie maanden is er nog steeds geen witte rook. En een oplossing wordt niet voor december verwacht. De stugge werkgevershouding zint de arbeiders duidelijk niet.
De veiligheid in de fabrieken is wel aangepakt: de overheid heeft ongeveer 300 fabrieken gesloten om nieuwe Rana Plaza tragedies te voorkomen. Positief zou je denken; eindelijk een signaal van kordate aanpak. Maar de werkloze arbeidsters wachten nog steeds op een compensatie voor het gelden loonverlies.
Ook de slachtoffers van Rana Plaza en Tazreen (waar in een brand op 24 november vorig jaar 112 dodelijke slachtoffers vielen) zijn woest. Hoe lang moeten ze nog wachten op compensatie? Ondertussen lopen voor velen de doktersrekeningen torenhoog op. Te weinig en te traag, dat is de beoordeling van de compensaties.
Na vijf maanden ervaren de kledingarbeiders nog niet echt een verbetering. Er is geen uitzicht op een leefbaar minimumloon, vele slachtoffers wachten nog op compensatie, acties voor veiliger werk blijven voorlopig uit. Hoeft het dan te verwonderen dat de arbeiders  op straat komen?
 
Slachtoffers worden daders

Zowel de overheid als de werkgevers proberen de arbeiders de schuld te geven van alles wat er misloopt. De protesten brengen de sector veel schade toe, verkondigen regering en werkgevers in koor. Inderdaad de kledingsector maakt 80% uit van de export van Bangladesh en is dus een strategisch belangrijke sector. Daarom wordt de druk op de arbeidsters verhoogd. Hen wordt verweten dat ze de sector in gevaar brengen. Terwijl ze precies de slachtoffers zijn van slecht betaalde jobs in een onveilige omgeving. Er wordt zelfs gedreigd de bonus voor het komend Suikerfeest niet uit te betalen. De regering roept op terug aan het werk te gaan. Werkgevers sluiten hun fabrieken uit voorzorg tegen meer vandalisme; gevolg: geen inkomen voor de betrokken arbeidsters. En als klap op de vuurpijl, aan de fabriekspoorten staat de industriële politie klaar om de agressie van verongelijkte arbeiders in de kiem te smoren, om de rust te doen weerkeren. De regering heeft zelfs speciale eenheden ingezet om eventueel geweld de kop in te drukken. Er wordt niet geaarzeld om dat ook manu militari te verwezenlijken. Hoeft het dan te verwonderen dat het protest van deze kledingarbeiders vaak eindigt in een gewelddadige confrontatie met de ordetroepen?

Jef Van Hecken
werkt voor Wereldsolidariteit in Azië en woonachtig in Dhaka, Bangladesh

Savar, 28 september 2013

 

woensdag 8 mei 2013

Rana Plaza: vakbonden kunnen levens redden

 
 
Precies tien dagen geleden stortte in Savar, een kleine dertig kilometer buiten Dhaka, het Rana Plaza complex in. In het gebouw waren vijf kledingfabrieken gevestigd, op het gelijkvloers een winkelcentrum en een bank. De dag voordien was het gebouw geëvacueerd omdat het op zijn grondvesten daverde en kraakte. Maar die noodlottige woensdag waren volgens cijfers van BGMEA, de machtige werkgeverskoepel in de sector, zo’n 3.112 arbeiders, vooral vrouwen, terug aan de slag gegaan. Niet op vrijwillige basis, maar gedwongen. Want, zo blijkt uit vele getuigenissen, wie niet aan het werk ging zou zijn baan verliezen; en ook het achterstallig loon dat nog niet betaald was. Bovendien hadden de eigenaars, zonder op een expertise te wachten, verklaard dat er niets ernstigs aan de hand was. Met de schrik om het hart, en onder de dreiging van stokslagen, werd het werkbevel van de bedrijfsleiders gevolgd. Vele honderden zouden het met de dood bekopen. Nog een groter aantal collega’s geraakte gekwetst. Want minder dan een uur later zakte het gebouw als een kaartenhuisje in mekaar. Moord, blokletterden sommige kranten; hier en daar sloot een politicus zich daarbij aan. ‘Als er vakbonden actief waren geweest, had deze ramp kunnen voorkomen worden. Die hadden ten minste verhinderd in dergelijke omstandigheden het werk te hervatten.’ Deze stelling vindt meer en meer opgang, ook bij andere (economische) actoren die bij de kledingindustrie betrokken zijn.
Evident toch, zullen vooral Westerlingen zeggen - omdat ze vertrouwd zijn met een (toch nog altijd) vrij grote syndicalisatiegraad onder de werkende bevolking. Waarom organiseren die mensen zich dan niet in Bangladesh, hoor je dan vragen. Zijn er dan geen vakbonden actief in het land, gekenmerkt door een enorme arbeidsmarkt (vooral heel goedkope arbeidskrachten). Het antwoord is iets ingewikkelder dan de vraag stellen.
Bangladesh heeft voldoende wetgeving die de mogelijkheid om zich vrij te organiseren proclameert. Dat is niet het probleem. De internationale arbeidsnormen (vrijheid een vakbond op te richten en om collectieve onderhandelingen te voeren) zijn onderschreven. Maar het schoentje wringt (en dat is zachtjes uitgedrukt) in de omzetting naar de praktijk.
Enerzijds is het bijzonder moeilijk als vakbond een officiële erkenning te krijgen van het ministerie van Arbeid. Anderzijds voorziet de regelgeving dat een aanvraag tot vakbondserkenning de namen van de leiders en leden moet bevatten. Het ministerie zendt deze namenlijst ter controle naar de onderneming in kwestie die de betrokken werknemers ontslaat vooraleer van effectieve vakbondserkenning sprake kan zijn. Deze werkwijze speelt zeker in de kaart van de kledingondernemers en maakt echt vakbondswerk in de sector zo goed als onmogelijk.
Ontslag en intimidatie zijn schering en inslag. Dikwijls hebben arbeiders geen geschreven contract, zodat het bijzonder moeilijk is om voor je rechten op te komen. Als je baas dan nog weigert je rechtmatige karig loon op tijd uit te betalen, dan ben je helemaal een gevangene. Vernieuwen van het volledig personeelsbestand is een ander gevolgde strategie om vakbondswerk in de kiem te smoren. Volgens deze aanpak werkt geen enkele arbeider langer dan vijf jaar in je fabriek. Bovendien vermijdt de onderneming op die wijze dat ze ancienniteitsvergoedingen zou moeten betalen. En sommige eigenaars deinzen er zelfs niet voor terug hun bedrijf te sluiten en enkele maanden later opnieuw te starten met nieuwe arbeiders.
Wettelijk gezien is arbeidersparticipatie nochtans verplicht. Maar eind 2012 hadden slechts 134 van de meer dan vijfduizend kledingbedrijven een arbeider comité. In de praktijk zijn daarvan amper 20 effectief werkzaam. Op andere plaatsen heeft het management dergelijk comité samengesteld, zonder de verplichte verkiezing door de arbeiders zelf. Het zijn zogenaamde ‘pocket comités’ om de buitenwereld, inclusief de merken, zand in de ogen te strooien. Ze spelen geen rol van betekenis, zelfs niet met betrekking tot veilige werkomstandigheden. 
Vakbondswerk in de kledingindustrie is dus bijzonder moeilijk. Het gebeurt vooral buiten de fabriekspoorten. En ook dat is geen sinecure, al is het maar omdat arbeiders heel veel van werkgever veranderen. Wettelijk mogelijk maar in de praktijk riskeer je je inkomen, intimidatie (ook van je gezinsleden) en fysiek geweld.  Geen wonder dat er niet echt sterke vakbonden zijn die in staat zijn een vuist te maken. (De meeste hebben slechts 1.000 t0t 1.500 leden; NGWF, de grootste en ook lid van de internationale Schone Kleren Campagne, telt 37.000 leden.). Geen wonder dat arbeiders straatgeweld als enige uitweg zien om hun woede en hun eisen kenbaar te maken.
Precies daarom wordt de dreiging van de EU (om haar voorkeursbehandeling voor kleding uit Bangladesh te herzien) door de vakbonden verwelkomd. Precies daarom wordt de internationale druk van de consumenten voor het recht op vakbondswerk geapprecieerd. Precies daarom zijn de vakbonden en arbeiders blij dat de hoge IAO-delegatie de voorbije dagen een uitdrukkelijk pleidooi kwam houden om de voorziene wettelijke regelingen m.b.t. het recht op vakbonden en op collectieve onderhandelingen in praktijk te brengen. De IAO verwacht terecht dat politici, die maar al te graag de andere kant opkijken als het om betere en veiliger arbeidsomstandigheden gaat, hun verantwoordelijkheid ter zake opnemen. Want de vrees dat Bangladesh een veelvoud aan Rana’s telt, met een reëel risico dat nog meer rampen niet uitgesloten zijn, is bij velen aanwezig.
 
Jef Van Hecken
Dhaka – 8 mei 2013
 
 
 
 
 
 
 
 
 

vrijdag 26 april 2013

Rana Plaza: verpletterende verantwoordelijkheid van Westerse bedrijven

 
GK - Gonoshasthaya Kandra is met twee reddingsploegen ter plaatse




 (opinie-artikel verschenen in De Standaard, 25 april 2013)
Chaos overheerst
 
 
 
 
 
Chaos alom. Veiligheidsdiensten kunnen de massa niet op afstand houden. Vrijwilligers  slaan zich onder luid geschreeuw een doortocht naar de zoveelste ziekenwagen. Met meer dan duizend zijn ze, de redders van het eerste uur. In een hitte van meer dan dertig graden, tussen puin en stof, geholpen met een zaklamp, een stuk touw en met de blote hand gaan ze de grote betonblokken te lijf: op zoek naar overlevenden. In het gebouw worden ledematen geamputeerd om levens te redden. Onwezenlijk, bovenmenselijk.
Met een stuk touw en blote hand

In deze chaos, zie ik ook paniek of razernij omdat zovele onschuldige arbeidsters nog in het puin van het ingestorte gebouw liggen. Of onmacht omdat ze niet snel genoeg iedereen onder het puin kunnen halen. Of een mix van dat alles. Ook op mijn weg naar de plaats van de ramp, had ik het al opgemerkt. Op sommige plaatsen blokkeren met stokken gewapende jongeren de kruispunten. Elders zie ik groepen mensen richting Savar trekken, woest omdat opnieuw collega’s moesten sterven in onveilige werkomstandigheden. De brand in de Tazreenfabriek eind november ligt nog vers in het geheugen.
Ik deel de kwaadheid van de lokale mensen.  Ik voel onmacht en opstandigheid. Worden hier dan nooit lessen uit getrokken? Er zijn teveel gelijkenissen met gelijkaardige rampen in 2005 (Spectrum), 2006 (Tejgaon), 2010 (Begunbari) en 2012 (Tazreen). Gebouwen, niet eens zo oud, voldoen niet aan de bouwvoorschriften. Extra verdiepingen zijn zonder vergunning toegevoegd, maar de basisconstructie kan het gewicht niet dragen. En wat me nog het meest boos maakt is dat arbeidsters gedwongen worden verder te werken in levensgevaarlijke omstandigheden. Dinsdag werd het getroffen gebouw ’s middags ontruimd omwille van plotse scheuren en gekraak. Experten moesten er bij gehaald worden: werknemers mochten naar huis. Maar de volgende dag moesten ze terug aan het werk. Gedwongen, anders zouden ze hun job verliezen. Met de schrik in het hart zijn vele honderden  de dood in gejaagd.
hamer, pillamp, water ... gevraagd
Ik ben verontwaardigd omdat deze tragedie kon voorkomen worden. Maar als de arbeidsters hun stem verheffen en zich willen organiseren voor veilig werk, worden ze ontslagen, of op een zwarte lijst gezet zodat ze elders ook niet meer aan de bak komen. Opkomen voor je rechten, doe je in de kledingsector niet ongestraft. Vakbondswerk is gevaarlijk: vorig jaar moest een vakbondsleider het nog met zijn leven bekopen. Mensenlevens zijn van geen tel,. Het is alsof slachtoffers er jammer genoeg bij horen, als zogenaamde collateral dammage van het economisch systeem. . Terecht maakt vandaag een Bengaalse krant de analyse dat dit geen tragedie is, maar moord. Wat hebben deze jonge mensen misdaan zodat ze hun job met hun leven moeten bekopen? Velen onder hen zijn ongeschoold, soms ook ongeletterd vanuit het platteland naar de stad gekomen, op zoek naar een inkomen om hun levensstandaard te verhogen. Is daar iets mis mee? Op zoek naar een inkomen, vinden ze de dood.
Op zoek naar verwanten
Natuurlijk moeten bouwovertredingen hier beteugeld worden. Natuurlijk mogen werkgevers hun werknemers niet louter beschouwen als instrumenten om winst te maken. Natuurlijk moet vakbondswerk in de Bengaalse kledingsector mogelijk worden.
Maar ook Westerse bedrijven hebben een verpletterende verantwoordelijkheid. De kledingmerken, die orders plaatsen en boetes opleggen als een order niet tijdig klaar is. Als consumenten kunnen we hen dwingen het “Bangladesh Fire and Building Safety Agreement” te ondertekenen. Door mee te doen aan acties van de Schone Kleren Campagne. Deze overeenkomst -ontwikkeld door Bengaalse en internationale vakbonden- omvat onafhankelijke fabrieksinspecties, verplichte verbeteringen aan de gebouwen en betere veiligheidsregels. Twee buitenlandse bedrijven hebben dit al ondertekend. Waar wachten de andere kledingbedrijven nog op? Hoeveel doden moeten er nog vallen? 
 
Jef Van Hecken
Coördinator Zuid-Azië Wereldsolidariteit
Dhaka, 25 april 2013
 

dinsdag 12 februari 2013

GK steunt Bengaalse lente

 
Vandaag is het precies een week geleden dat het in Bangladesh geïnstalleerde oorlogstribunaal Quader Mollah veroordeelde tot levenslang wegens moord, verkrachting en andere wreedheden begaan tijdens de bevrijdingsoorlog in 1971, toen hij collaboreerde met Pakistan. Hij  wordt o.m. schuldig bevonden aan het vermoorden van meer dan 344 onschuldige dorpelingen. Veertien dagen voordien was een andere beklaagde tot de doodstraf veroordeeld: ophanging. Maar omdat hij voortvluchtig is (hij zou in Pakistan onderdak gevonden hebben), ontsnapt hij aan de strop. Momenteel wachten nog verschillende andere beklaagden op hun proces en verdict. Iedereen verwacht de zwaarste straf, want wie hier een moord heeft gepleegd riskeert ook de doodstraf, die hier niet wordt omgezet in levenslang.

Meer dan veertig jaar na de feiten wordt eindelijk werk gemaakt van de berechting van deze oorlogsmisdadigers. De internationale gemeenschap is het erover eens dat hier in 1971 een echte genocide plaatsvond. Pakistan en haar Bengaalse collaborateurs hielden een ware slachting onder de intelligentsia, de academici en ook de hindoes werden geviseerd. Cijfers lopen uiteen maar spreken boekdelen: meer dan 10 miljoen mensen op de vlucht, naar schatting meer dan 1 miljoen doden en vele honderdduizenden verkrachtingen. Ouderen onder ons zullen zich het ‘Concert for Bangladesh’ in Madison Square Garden, New York, herinneren, op initiatief van o.m. George Harrisson en Ravi Shankar. Het trauma, verbonden met de ontstaansgeschiedenis van dit land, blijft tot op vandaag nawerken. Met de rechtspraak wordt eindelijk geprobeerd de wonden te helen. Neen, hier worden geen oude wonden terug opengereten.

Reeds in 1973 had het toenmalig parlement een wet goedgekeurd om de oorlogsmisdadigers voor de rechtbank te brengen. Maar daar is verder nooit werk van (kunnen) gemaakt. Na de moord in 1975 op Eerste Minister Mujibur Rahman, the father of the nation, namen militairen de macht over. En fundamentalistische moslims, inclusief de collaborateurs, creëerden Jamaat, een politieke partij, die de voorbije decennia aardig wat invloed wist te verwerven, niet in het minst dankzij het grote kapitaal waarover zij beschikken. Het is pas tijdens de laatste verkiezingen in december 2008 dat Awami League, de huidige regeringspartij, aankondigde werk te zullen maken van een effectieve berechtiging van de misdadigers. Het leverde hen een klinkende verkiezingsoverwinning op: ruim 75% van de 300 parlementszetels.
De uitspraak van de rechtbank op 5 februari jl. viel dus in slechte aarde. Iedereen zwaar ontgoocheld over de strafmaat. Eminent historicus Muntassir Mamoon: “Hoeveel moorden moet je begaan alvorens de doodstraf te krijgen?” Jongeren komen massaal de straat op. Het spontane volksprotest dat daaruit resulteerde, vooral gemobiliseerd via facebook en bloggers, groeit na een week nog steeds aan. Shahbagh is meer dan een kruispunt in stad waar de actievoerders verzamelen blazen, waar dagelijks tienduizend mensen – vaak na de school- en werkuren – komen protesteren. In het nabijgelegen park Shadinata Stambha, op 7 maart 1971, riep Mujibur Rahman de bevolking op tot burgerlijke ongehoorzaamheid en onafhankelijkheid van Pakistan. Bevrijding is het gemeenschappelijk kenmerk tussen de huidige protesten en de acties veertig jaar geleden. En dat merk je ook in de slogans en de liederen die de manifestanten aanhoudend echoën. Oudere films over de bevrijdingsoorlog worden tijdens de manifestatie aan deze nieuwe generatie jongeren getoond. De geschiedenis herhaalt zich, schrijven de media. Uit de geschiedenis kunnen we leren, wordt in de nabijgelegen universiteit benadrukt.

Het protest is van een voor Bangladesh ongeziene omvang. ‘Het is de eerste keer in vier decennia dat we vrij en publiekelijk durven spreken, zonder gevaar te lopen op repressie,’ verklaart Nazrul (zelf een freedom fighter) het nog steeds toenemend aantal actievoerders. “In het begin waren we met een goeie 1500 jongeren, allemaal via internet gemobiliseerd. Blijkbaar zuigt onze actie heel de natie mee,” stelt Imran vast. Hij is een van de initiatiefnemers, die van Shahbagh Square hun place-to-be gemaakt hebben. De plaats is ook omgedoopt tot Youth Square. “We gaan niet weg voordat onze eisen zijn ingewilligd; dag en nacht zijn we hier en vastberaden blijven we onze eisen scanderen. De steun die we krijgen uit alle lagen van de bevolking bewijst dat we op de juiste nagel kloppen,” evalueert hij het succes van de acties. De acties blijven zeker niet tot Dhaka beperkt. In alle grote steden van het land lopen gelijkaardige initiatieven. Overal nemen jongeren, artiesten, leerkrachten en sociale activisten het voortouw. Overal brengen de manifestaties een ware volkstoeloop op de been. Media spreken altijd van ‘ten thousands’ maar het is realistischer om van meer dan honderdduizend te spreken. De kracht van deze niet-partijpolitieke beweging wordt door alle lagen van de bevolking zonder onderscheid van afkomst, geslacht, opleiding of rang erkend. Politieke partijen staan er wat aangeslagen bij; ze worden in de hoek gezet en moeten hun geplande manifestaties afblazen; moeizaam proberen ze aansluiting te vinden bij deze revolutionaire volksbeweging.

Het eisenpakket van de activisten, daarbij gesteund door brede lagen in de bevolking, gaat verder dan de doodstraf voor de oorlogsmisdadigers. De wet op het oorlogstribunaal moet de mogelijkheid bieden aan verdediging en aanklager om tegen de uitspraak in beroep te gaan. Verder moeten Jamaat-e-Islami en op godsdienst gebaseerde politieke partijen verboden worden. Media, bedrijven en socio-culturele verenigingen, geleid door oorlogsmisdadigers, moeten ontbonden worden. En er moet juridische actie ondernomen worden tegen de politieke leiders die de afgelopen weken met een burgeroorlog dreigden.
Creatief en ludiek, en vooral vreedzaam en jeugdig zijn de kenmerken van dit protest. Dat valt op als ik tegen de middag ter plaatse kom. Moeders vergezellen hun dochters. Vaders zijn fier dat hun zonen hun idealen delen. Het is drummen aan het reeds meer dan 500 meter lange witte doek om je gedacht neer te schrijven. Studenten in uniform uit ontelbare scholen vervoegen samen met hun leerkrachten de menigte. Ze werpen hun boekentas op een hoop, zetten zich in een kring  en brengen extra vurigheid in de massa.  De mensenzee van manifestanten blijft de ganse namiddag aanzwellen tot een tsunami van opstand. Muziek, film, zang, straattoneel, slogans, straatschilderingen, posters maken: het is een chaos aan activiteiten. Enkele studenten brachten hun studieboeken mee en bereiden zich samen voor op hun examen de volgende dag. Onverzorgde straatkinderen in hun gekende lompen en op blote voeten beleven unieke momenten en maken een dansje op de tonen van Bengaalse volksliederen. Mobiele toiletten zijn aangebracht als was het een groot festival. Op elke deur plakt de naam van een van de beschuldigden. Water en koekjes worden aangevoerd; een schenking van een ondernemer die geen tijd heeft om zelf langs te komen. Als de nationale cricketploeg haar steun komt betuigen, gaat de massa helemaal uit de bol. Luid applaus als omgeroepen wordt dat in Melbourne een grote manifestatie aan de gang is uit solidariteit met Shahbagh. Vreugdedansen en nog luidere slogans als de luidsprekers vertellen dat een bedelaar zijn volledige dagopbrengst aan de volksbeweging geschonken heeft. De oudere generatie is duidelijk tevreden met dit signaal van de jongeren. De geest van 1971 is uit de fles en dat doet zichtbaar enorm veel deugd. “We mogen gerust zijn om het land in handen te geven van deze jonge generatie. Deze golf van verontwaardiging, deze uitbraak van ongenoegen roept het establishment een halt toe,” vindt Mustafa. “A big ‘no’ to the establishment politics, whether in power or in opposition.”  Daarom mag geen enkele politicus het podium op om de massa toe te spreken. Voor vandaag wordt een nieuwe stap in de vreedzame acties aangekondigd. De jongeren vragen 3 minuten stilte om vier uur deze namiddag. “Omdat we beseffen dat niet iedereen naar Shahbagh kan komen,” verduidelijkt Imran.

“Ik voel exact dezelfde emotie opkomen als toen,” vertelt een geëmotioneerde Morshed me aan de telefoon. “In het voorjaar van 1971 kwamen we ook spontaan de straat op. Dit volksprotest leidde uiteindelijk tot de bevrijding. Onze generatie, die gevochten heeft voor een vrij Bangladesh, hoopt dat dit protest onder leiding van jongeren kan leiden tot vrijheid voor elke Bengaal.” Na enkele seconden stilte: “Bedankt dat je naar Shahbagh wou gaan.” Zijn stem breekt. Verbinding verbroken, maar meer dan ooit  verbonden.
Naschrift: Deze ochtend (12 febr) vind ik dit bericht van Kadir in mijn mailbox: “GK ondersteunt deze beweging. Sandhaya Roy vervoegt de manifestanten samen met andere bestuursleden. En morgen organiseren we met GK en met de studenten geneeskunde een menselijke ketting aan het nationaal monument in Savar.” (nvdr.: GK is partnerorganisatie van Wereldsolidariteit)
Jef Van Hecken,
Dhaka 12 februari 2013