Bangladesh heeft voldoende wetgeving die de
mogelijkheid om zich vrij te organiseren proclameert. Dat is niet het probleem.
De internationale arbeidsnormen (vrijheid een vakbond op te richten en om
collectieve onderhandelingen te voeren) zijn onderschreven. Maar het schoentje
wringt (en dat is zachtjes uitgedrukt) in de omzetting naar de praktijk.
Enerzijds is het bijzonder moeilijk als vakbond een officiële
erkenning te krijgen van het ministerie van Arbeid. Anderzijds voorziet de
regelgeving dat een aanvraag tot vakbondserkenning de namen van de leiders en
leden moet bevatten. Het ministerie zendt deze namenlijst ter controle naar de
onderneming in kwestie die de betrokken werknemers ontslaat vooraleer van
effectieve vakbondserkenning sprake kan zijn. Deze werkwijze speelt zeker in de
kaart van de kledingondernemers en maakt echt vakbondswerk in de sector zo goed
als onmogelijk.
Ontslag en intimidatie zijn schering en inslag. Dikwijls
hebben arbeiders geen geschreven contract, zodat het bijzonder moeilijk is om
voor je rechten op te komen. Als je baas dan nog weigert je rechtmatige karig
loon op tijd uit te betalen, dan ben je helemaal een gevangene. Vernieuwen van
het volledig personeelsbestand is een ander gevolgde strategie om vakbondswerk
in de kiem te smoren. Volgens deze aanpak werkt geen enkele arbeider langer dan
vijf jaar in je fabriek. Bovendien vermijdt de onderneming op die wijze dat ze
ancienniteitsvergoedingen zou moeten betalen. En sommige eigenaars deinzen er
zelfs niet voor terug hun bedrijf te sluiten en enkele maanden later opnieuw te
starten met nieuwe arbeiders.
Wettelijk gezien is arbeidersparticipatie nochtans verplicht. Maar eind 2012
hadden slechts 134 van de meer dan vijfduizend kledingbedrijven een arbeider
comité. In de praktijk zijn daarvan amper 20 effectief werkzaam. Op andere
plaatsen heeft het management dergelijk comité samengesteld, zonder de
verplichte verkiezing door de arbeiders zelf. Het zijn zogenaamde ‘pocket comités’
om de buitenwereld, inclusief de merken, zand in de ogen te strooien. Ze spelen
geen rol van betekenis, zelfs niet met betrekking tot veilige
werkomstandigheden.
Vakbondswerk in de kledingindustrie is dus bijzonder
moeilijk. Het gebeurt vooral buiten de fabriekspoorten. En ook dat is geen
sinecure, al is het maar omdat arbeiders heel veel van werkgever veranderen. Wettelijk
mogelijk maar in de praktijk riskeer je je inkomen, intimidatie (ook van je
gezinsleden) en fysiek geweld. Geen
wonder dat er niet echt sterke vakbonden zijn die in staat zijn een vuist te
maken. (De meeste hebben slechts 1.000 t0t 1.500 leden; NGWF, de grootste en
ook lid van de internationale Schone Kleren Campagne, telt 37.000 leden.). Geen
wonder dat arbeiders straatgeweld als enige uitweg zien om hun woede en hun
eisen kenbaar te maken.
Jef Van Hecken
Dhaka – 8 mei 2013
Dag Jef,
BeantwoordenVerwijderenIk hoor dat de regering daar toch naar een oplossing aan het zoeken is om de arbeidsomstandigheden te verbeteren? De motieven zouden echter enkel economisch zijn: de vrees dat grote bedrijven zouden wegtrekken is nog altijd acuter dan de omstandigheden waarin die mensen moeten werken.
Een shokerende tekst is trouwens te vinden op de site van schone kleren: http://www.schonekleren.be/DriemerkenomtafelvoorbesprekingTazreencompensatie.htm
We zijn er duidelijk nog niet...
groeten
Trudo