Onder een veel te straffe zon, voorbode van een flinke
regenbui later op de dag, zaten zo’n honderd slachtoffers van Rana Plaza bijeen
op de plaats waar precies een half jaar geleden 1.129 kledingarbeiders hun
dagelijks hard labeur met de dood bekochten. Vaders, maar vooral moeders en
zussen van overleden arbeidsters kwamen in stil maar krachtig protest bijeen. Schouder aan schouder. Want
voor de meesten was het een bijzonder emotioneel weerkeren naar de rampplaats
waar ze hun zoon, dochter, echtgenoot, vader of moeder verloren. Na een half
jaar rolden de tranen alsof het drama zich enkele uren eerder afspeelde.
verdriet
zit bijeen
met foto’s
van geliefden
schouder
aan schouder
Opgekropte
woede
Hun opgekropte woede over het uitblijven van een
billijke compensatie werd vertolkt door Amin, voorzitter van NGWF,
vakbondspartner van Wereldsolidariteit en tevens lid van de internationale
Schone Klerencampagne. Hoe is het mogelijk dat na een half jaar de meeste
slachtoffers nog steeds geen uitzicht hebben op enige uitkering? Om de eisen
kracht bij te zetten, werden op twee spandoeken de merken opgelijst: slechts
negen hebben zich tot op heden geëngageerd om een degelijke regeling uit te
werken; twintig andere wachten af. Hoe lang nog? Het is alsof de internationale
bedrijven denken dat de kledingarbeidsters een dikke spaarboek hebben die ze nu
kunnen aanspreken om de gemaakte kosten voor medische verzorging voor te
schieten. Niets van dat, natuurlijk. Sommigen betalen meer dan driekwart van
hun loon aan huishuur; het is te zeggen: voor twintig vierkante meter afgeboord
met bamboe en ijzeren platen en daar een ijzeren dak bovenop.
Saphia, Faruk en Jasmine winden er geen doekjes
rond. Kwaad eisen ze van de
kledingbedrijven dat ze snel over de brug komen. “De arbeidsters weten niet hoe
de eindjes aan mekaar te knopen. En ondertussen gaat de internationale
kledingindustrie met grote winsten lopen. Maar de arbeidsters, die met hard en vooral
lang werken deze winsten mogelijk maken, krijgen amper de kruimels van de
tafel,” roept een verontwaardigde Saphia. Ik kon me niet bedwingen, vroeg de
microfoon en richtte me tot de aanwezige slachtoffers: “Bij de instorting van
Rana Plaza zagen we hoe solidariteit
gestalte kreeg, hoe gewone mensen met blote handen puin ruimden op zoek naar
overlevenden. Ik ben hier niet om een verslag te maken van deze sit-in, maar om
solidariteit vanwege arbeiders uit Europa en Amerika te tonen. Ik heb de oplossing voor de compensatie niet
op zak; maar samen met miljoenen consumenten – die de kleding kopen die jullie
voor ons maken – blijven we de merken onder druk zetten voor veilige arbeid en
een leefbaar loon. Die solidariteit is onze sleutel voor onze blijvende
verbondenheid met jullie.”
‘k ben
niet gekomen
om een
verslag te maken
wel om ’t
samen zijn
Shahida,
Tania en Rozina
Rozina
en Tania staan er al die tijd luidop wenend bij. Rozina verloor een van haar
dochters en de andere werd zwaar gewond. De kostwinnaars van de familie zijn
plots weggevallen. Vorige week met Eid, het Offerfeest, was er helemaal niets
extra om te feesten, in tegenstelling tot de voorbije jaren. Hoe het verder
moet, weet ze niet. Tania krijgt het amper
gezegd; schreiend vertelt ze in stukjes en brokjes, terwijl ze moe gehurkt haar
kleinzoon van vijf zachtjes tegen zich houdt. “Hoe moet het met hem verder, “
vraagt ze? “ Niemand heeft me tot op heden geholpen. Ik heb enkel een kleine
eerste vergoeding gehad, maar de laatste vijf maanden niets meer. Ik weet ’s
morgens niet hoe ik mijn kleinzoon zal te eten geven. Niemand ziet naar ons om!
Vragen we dan zoveel?”
Hetzelfde verhaal komt als een refrein terug. Vandaag
verscheen een internationale studie waaruit blijkt dat 94% van de slachtoffers
nog geen compensatie uitgekeerd kreeg. Dat cijfers klopt met wat we zelf
vaststellen. Shahida, zelf sinds drie jaar weduwe, kreeg pas vorige week bevestiging dat een van
de 291 niet identificeerbare lichamen van haar schoonbroer was. Dankzij een
DNA-test krijgt ze nu uitzicht op een compensatie. “Maar als alleenstaande
vrouw kan ik nergens terecht, krijg ik nergens onderdak. En ik moet aan de
toekomst van mijn zevenjarig neefje denken, die nu wees geworden is.” Shahida
is de wanhoop nabij. Op een papier schreeuwt ze het uit “Ik wil enkel schoolopvang voor mijn neefje. Ik smeek en vraag Allah te zegenen wie ons kan
helpen. Ik beloof de armen te steunen, maar alsjeblief: help me!”. Met haar hand streelt ze mijn arm. Ik grijp
haar hand en leg mijn lege hand op de schouder van haar neefje. Wat kan ik meer
doen? Haar natte ogen danken om het luisteren. Het is me meer dan ooit
duidelijk: alle plannen ten spijt, de slachtoffers blijven nog steeds in de
kou.
ook na een
half jaar
wenen de
nabestaanden
bittere
tranen
Jef Van Hecken
Dhaka – 24 oktober 2013
Geen opmerkingen:
Een reactie posten