donderdag 24 oktober 2013

Rana Plaza, zes maanden later


Onder een veel te straffe zon, voorbode van een flinke regenbui later op de dag, zaten zo’n honderd slachtoffers van Rana Plaza bijeen op de plaats waar precies een half jaar geleden 1.129 kledingarbeiders hun dagelijks hard labeur met de dood bekochten. Vaders, maar vooral moeders en zussen van overleden arbeidsters kwamen in stil maar krachtig  protest bijeen. Schouder aan schouder. Want voor de meesten was het een bijzonder emotioneel weerkeren naar de rampplaats waar ze hun zoon, dochter, echtgenoot, vader of moeder verloren. Na een half jaar rolden de tranen alsof het drama zich enkele uren eerder afspeelde.

verdriet zit bijeen
met foto’s van geliefden
schouder aan schouder
Opgekropte woede
Hun opgekropte woede over het uitblijven van een billijke compensatie werd vertolkt door Amin, voorzitter van NGWF, vakbondspartner van Wereldsolidariteit en tevens lid van de internationale Schone Klerencampagne. Hoe is het mogelijk dat na een half jaar de meeste slachtoffers nog steeds geen uitzicht hebben op enige uitkering? Om de eisen kracht bij te zetten, werden op twee spandoeken de merken opgelijst: slechts negen hebben zich tot op heden geëngageerd om een degelijke regeling uit te werken; twintig andere wachten af. Hoe lang nog? Het is alsof de internationale bedrijven denken dat de kledingarbeidsters een dikke spaarboek hebben die ze nu kunnen aanspreken om de gemaakte kosten voor medische verzorging voor te schieten. Niets van dat, natuurlijk. Sommigen betalen meer dan driekwart van hun loon aan huishuur; het is te zeggen: voor twintig vierkante meter afgeboord met bamboe en ijzeren platen en daar een ijzeren dak bovenop.
Saphia, Faruk en Jasmine winden er geen doekjes rond.  Kwaad eisen ze van de kledingbedrijven dat ze snel over de brug komen. “De arbeidsters weten niet hoe de eindjes aan mekaar te knopen. En ondertussen gaat de internationale kledingindustrie met grote winsten lopen.  Maar de arbeidsters, die met hard en vooral lang werken deze winsten mogelijk maken, krijgen amper de kruimels van de tafel,” roept een verontwaardigde Saphia. Ik kon me niet bedwingen, vroeg de microfoon en richtte me tot de aanwezige slachtoffers: “Bij de instorting van Rana Plaza zagen  we hoe solidariteit gestalte kreeg, hoe gewone mensen met blote handen puin ruimden op zoek naar overlevenden. Ik ben hier niet om een verslag te maken van deze sit-in, maar om solidariteit vanwege arbeiders uit Europa en Amerika te tonen.  Ik heb de oplossing voor de compensatie niet op zak; maar samen met miljoenen consumenten – die de kleding kopen die jullie voor ons maken – blijven we de merken onder druk zetten voor veilige arbeid en een leefbaar loon. Die solidariteit is onze sleutel voor onze blijvende verbondenheid met jullie.”
‘k ben niet gekomen
om een verslag te maken
wel om ’t samen zijn
Shahida, Tania en Rozina
Rozina en Tania staan er al die tijd luidop wenend bij. Rozina verloor een van haar dochters en de andere werd zwaar gewond. De kostwinnaars van de familie zijn plots weggevallen. Vorige week met Eid, het Offerfeest, was er helemaal niets extra om te feesten, in tegenstelling tot de voorbije jaren. Hoe het verder moet, weet ze niet.  Tania krijgt het amper gezegd; schreiend vertelt ze in stukjes en brokjes, terwijl ze moe gehurkt haar kleinzoon van vijf zachtjes tegen zich houdt. “Hoe moet het met hem verder, “ vraagt ze? “ Niemand heeft me tot op heden geholpen. Ik heb enkel een kleine eerste vergoeding gehad, maar de laatste vijf maanden niets meer. Ik weet ’s morgens niet hoe ik mijn kleinzoon zal te eten geven. Niemand ziet naar ons om! Vragen we dan zoveel?”
Hetzelfde verhaal komt als een refrein terug. Vandaag verscheen een internationale studie waaruit blijkt dat 94% van de slachtoffers nog geen compensatie uitgekeerd kreeg. Dat cijfers klopt met wat we zelf vaststellen. Shahida, zelf sinds drie jaar weduwe,  kreeg pas vorige week bevestiging dat een van de 291 niet identificeerbare lichamen van haar schoonbroer was. Dankzij een DNA-test krijgt ze nu uitzicht op een compensatie. “Maar als alleenstaande vrouw kan ik nergens terecht, krijg ik nergens onderdak. En ik moet aan de toekomst van mijn zevenjarig neefje denken, die nu wees geworden is.” Shahida is de wanhoop nabij. Op een papier schreeuwt ze het uit  “Ik wil enkel schoolopvang voor mijn neefje.  Ik smeek en vraag Allah te zegenen wie ons kan helpen. Ik beloof de armen te steunen, maar alsjeblief: help me!”.  Met haar hand streelt ze mijn arm. Ik grijp haar hand en leg mijn lege hand op de schouder van haar neefje. Wat kan ik meer doen? Haar natte ogen danken om het luisteren. Het is me meer dan ooit duidelijk: alle plannen ten spijt, de slachtoffers blijven nog steeds in de kou.
ook na een half jaar
wenen de nabestaanden
bittere tranen
Jef Van Hecken
Dhaka – 24 oktober 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten