zondag 9 februari 2014

Het ontbrekende puzzelstukje


Afroza, Islam, Ali, Shajahan en Jinnatul met Moshiur (uiterst links) van SAFE


Eerder toevallig botste ik op Moshiur, een dynamische dertiger. Een half uurtje later, en na een pittige lunch met rijst, kip en pikante groentjes, zat ik met vijf Rana Plaza reddingswerkers rond de tafel. Voor een kort gesprek, want Ali en zijn vrienden moeten terug naar de les. SAFE (Safety assistance For Emergencies) organiseert cursussen Eerste Hulp, en baseert haar kennis op vele jaren rampenbestrijding. Gonoshasthaya Kendra geeft onderdak aan de driedaagse basiscursus. Naripokkho, een vrouwenorganisatie, helpt voor de psychologische aspecten van de hulpverlening. En dankzij wat lobbywerk is SAFE erin geslaagd om ook Primark aan boord te krijgen. Deze Britse kledingketen, actief in Rana Plaza, financiert nu de opleiding van nog eens 100 vrijwillige reddingswerkers.
‘We zijn een Bengaalse organisatie, maar hebben onze handen ook uit de mouwen gestoken in Sri Lanka na de tsunami van 2004 en in Pakistan na de aardbeving in Kasjmir,’ begint Moshiur. ‘Bij Rana Plaza hebben we gezien dat vele mensen uit de buurt spontaan hulp boden. Vrijwillig, zonder enige voorbereiding voor dit soort rampen. Maar de aanpak en ervaring van deze vrijwilligers is van onschatbare waarde, ook voor toekomstige rampenbestrijding. De praktijk is de beste leerschool. Daar kan geen theoretische cursus aan tippen. Daarom willen we de redders van Rana Plaza zo graag verder ondersteunen en bekwamen.’

Een voor een stellen mijn tafelgenoten zich voor. Jinnatul is 37 jaar en was de ganse tijd op post. Maar hij verloor zijn inkomen na die 21 dagen durende reddingsoperatie. Ali heeft een gelijkaardige ervaring. Hij liet zijn winkeltje in de steek en spoedde zich binnen de twintig minuten naar de plaats van de ramp. Deze veertiger had vrienden rond zich verzameld en is dan van de noordkant het ingestorte gebouw binnen getrokken. ‘Met zo’n dertig waren we en we stonden constant met mekaar in verbinding. In een soort ketting slaagden we erin de slachtoffers uit het puin te krijgen. Sommigen waren al dood. Anderen moesten we eerst een arm of been amputeren.’ Maar zijn winkeltje kreeg Ali nadien niet meer opgestart. Islam verging het beter. Hij kon terug aan de slag als zelfstandig chauffeur. Ook Shajahan had geen geluk. Vijfendertig is hij, maar ziet er tien jaar ouder uit. Hij werkte als elektricien in een kledingfabriek. ‘Ik ben geen reddingswerker. Ik woon vlakbij en ben onmiddellijk ter hulp gesneld. Tot ik van de vierde verdieping naar beneden viel en een been en een ruggenwervel brak. Ik verloor naast mijn job ook mijn gezondheid. Ik ben ook een slachtoffer van Rana Plaza. Gelukkig geeft Gonoshasthaya Kendra me nog steeds de nodige medische zorgen.’ Shajahan besluit krachtig: ’Toch heb ik geen spijt van mijn reddingswerk. Ik zou onmiddellijk hetzelfde doen.’ Afroza, net twintig, is de enige vrouw in het gezelschap. Toen ze van het drama hoorde, verliet ze zonder aarzelen haar werkplaats. Negen dagen zonder onderbreken heeft ze in het puin geholpen. Haar schoonbroer was dood; haar zus kon gered worden. Zelf kon ze gelukkig terug aan de slag als operator, weliswaar in een ander kledingfabriek. Maar ze moet nu ook voor haar zus zorgen.

‘Deze mensen verdienen een standbeeld.’ Moshiur legt uit dat zijn organisatie zowat de enige instantie is die het voor de redders opneemt. ‘ Zij zijn het die de slachtoffers van Rana Plaza onder en tussen het puin hebben gehaald. Aanvankelijk zonder enig hulpmiddel, maar met een blinde gedrevenheid om te helpen, hebben deze redders letterlijk met de blote hand alles gedaan wat in hun mogelijkheden ligt, en nog veel meer.’
‘Het zijn de ontbrekende stukjes van de puzzel,’ gaat Moshiur verder. ‘ Ze riskeerden hun eigen leven om dat van hun medemens te redden. Maar niemand kijkt nadien naar hen om. Onophoudelijk bleven ze bezig, sommigen zelfs drie weken aan een stuk. Verschillende onder hen verloren hun job. Anderen geraakten zelf gekwetst, en staan nu voor een moeizame revalidatie. Voor redders is geen compensatie voorzien. Ze kregen hooguit een kleine premie uit dank. Onze organisatie blijft zich het lot van de redders aantrekken.’

Jef Van Hecken
Dhaka – 09 februari 2014

 

zondag 26 januari 2014

Ijtema


 
‘Kom, we gaan even op verkenning.’ Ik moest niet enkel uitkijken waar ik mijn voeten zet tussen de putten en bulten in de platgelopen zandweg. Ik moest op de koop toe vermijden dat ik Snickda uit het zicht verloor. Gelukkig had deze fysiotherapeute haar witte jas aan en met haar groene hoofddoek kon ik haar wel wat volgen. En zij hield mij in het oog. Achteraf beschouwd was verloren lopen in deze massa misschien wel moeilijk. Snickda moet zowat de enige vrouw geweest zijn; ik de enige witte. Er zouden hier zo’n tienduizend buitenlanders uit minstens twintig landen zijn, maar die zijn in de massa niet te herkennen. Zowat elke man draagt zijn wit mutsje en heeft zich dik ingeduffeld. Het kwik zakt hier ’s nachts tot veertien graden. Slapen doe je in openlucht of onder een stuk plastiek. Het duurt een tijdje voor de middagzon je terug wat heeft opgewarmd.
Op de achtergrond verspreiden grote micro’s de boodschappen van geestelijke leiders. Gisteren had ik me er al aan gewend. Er was zelfs iemand die erin slaagde meer dan twee uur een sermoen te geven, slechts luttele keren onderbroken door een flinke kuch. Hij neemt nu een slok water, raadde ik dan. Vijfmaal per dag horen we de gebeden tot Allah. Ontsnappen is niet mogelijk: de luidsprekers worden kennelijk niet moe. Tongi is een grote openlucht moskee geworden. Ijtema, aan de boorden van de Turag rivier, is na de hadj de grootste moslimpelgrimage ter wereld. Gebed en bezinning staan centraal. Sinds enkele jaren wordt deze jaarlijkse bedevaart tweemaal georganiseerd; nu en volgende week. Telkens worden meer dan drie miljoen pelgrims verwacht en als ik rondkijk, is dat cijfer zeker niet onderschat. Ik logeer in het gezondheidscentrum van Gonoshasthaya Kendra (GK), aan de rand van de Tongi sloppenwijk, waar kledingarbeidsters wonen en werken in de omliggende fabrieken. Zij proberen deze dagen een graantje mee te pikken van de volkstoeloop door thee en chapatti’s te verkopen.
Gisteren hebben meer dan vierhonderd patiënten van de GK-diensten gebruik gemaakt. Het overgrote deel komt met dezelfde klachten, van voorbij gaande aard: rugpijn (van het lang rechtop staan), koorts, algemene zwakte, maag of hoofdpijn. Vier dokters en zes paramedici zijn de ganse dag in de weer. Tandarts en fysiotherapeut zijn tot na tien uur bezig. De apotheek is tot middernacht open. Aan de ingang van het centrum wordt je gewogen en je bloeddruk gemeten. Je betaalt 10 taka en je krijgt er meteen een medische fiche. Best drukke en vermoeiende dagen, want vandaag gingen de deuren om zes uur terug open.
Snickda loodst me langs de honderden kraampjes, speciaal voor deze dagen opgebouwd uit bamboe en golfplaat. Je moet goed uitkijken, want hier en daar zitten of liggen zwaar gehandicapte bedelaars ongeordend op de grond. Vriendelijke mannen met een lange stok proberen het mensenverkeer in twee richtingen gescheiden te houden. Meermaals wordt in aangesproken: of ik ook een moslimpelgrim ben. Thee, groenten, snacks, kousen, matjes, sjaals, koekjes, een beenhouwer: alles dooreen in een aangename chaos. Ook slaapzakken en dekens uit Korea zijn te koop. En natuurlijk pan, een groot notenblad dat gekauwd wordt, gevuld met tabak, een kalkpapje en zoetjes. Je krijgt er een rode tong van en het maakt nogal bitter. Twee mannen, niet te onderscheiden van de hun omgeving, houden Snickda plots staande. Ze mag niet verder: enkel voor mannen, want hier betreed je het echte bedevaartterrein aan de Turag. Rechtsomkeer dus.
Stilaan verbreedt de tweerichting tot een enkele stroom. De tijd voor het gebed breekt aan. Iedereen zakt af naar de Turag. Het wordt plots veel rustiger aan de doktersconsultatie. Iedereen zoekt zich een halve vierkante meter, spreidt een krantenblad open en zet zich neer; allemaal in dezelfde richting, klaar voor het slotgebed. Het is bijna half een. Het gekende Allah galmt vijfmaal zangerig door de blauwe lucht. Telkens gevolgd door een lange stilte. Een eenzaam vogeltje tsjirpt tussendoor goedkeurend. Ik begeef me naar het dak van het gebouw, want ik wil het overzicht bewaren. Bij het betreden van het dak, twee verdiepen hoger, houdt dokteres Sumi me vriendelijk staande. Enkel voor vrouwen, legt ze me uit. Een beetje onthutst maar met veel respect knip ik begrijpend. Rechtsomkeer dus.
Een klein half uurtje later, na een lange reeks smeekbeden, is het afgelopen. Een mogelijks nog dikker mensenlint trekt zich op gang; huiswaarts. Enkel de zwaarbewaakte wagens van Sheik Hasina, Eerste Minister, snijden de mensenzee even in twee. Meer dan een glimp krijg ik van haar niet te zien. Vele uren later, weliswaar sterk uitgedund, marcheren nog steeds grote groepen moslims voorbij, soms zingend en biddend. Sommigen met pak en zak hoog gestapeld op het hoofd. Een brede laag verwaaid krantenpapier blijft verweesd op straat achter.
Jef Van Hecken, Tongi  260114

maandag 6 januari 2014

Verkiezingen in Bangladesh? – 18 doden!


 
Militairen patrouilleren in Gulshan - Dhaka
 
De lucht kleurt grijs en somber. De zon blijft verscholen achter een grauwe mist die Dhaka in haar greep houdt. Het is alsof de weersomstandigheden zich vereenzelvigen met het huidige troebel politiek klimaat.
Kamal Ataturk Avenue: leeg, nooit gezien
Gisteren werden in Bangladesh nationale verkiezingen gehouden. Van enig enthousiasme bij de kiezers viel niets te merken. De anders overvolle en chaotische verkeersaders bleven de ganse dag hallucinant leeg. Hier en daar een rickshaw, en vooral veel politie en militairen in het straatbeeld. Om de orde te handhaven had de regering alle ordetroepen in paraatheid gebracht. Toch is de balans triest: achttien doden, meer dan driehonderd gewonden, stembureaus in brand gestoken. De bloedigste verkiezingen in de Bengaalse geschiedenis. In de aanloop vielen de voorbije twee maanden al 120 doden en gaat het land gebukt onder de gevolgen van 41 dagen algemene staking en wegblokkades. De economie kreunt: boeren krijgen hun producten niet in de stad, en kleding moet onder politiebegeleiding of via de lucht getransporteerd worden.

Meer dan de helft van de 300 parlementsleden was al verkozen – of beter gezegd ‘aangeduid’ – op 15 december omdat deze kandidaten in hun kiesomschrijving geen tegenstander hadden. De voltallige oppositie onder leiding van BNP (Bangladesh Nationalist Party) had immers de stembusslag geboycot en verkoos niet deel te nemen. Het uitschrijven, voorbereiden en organiseren van verkiezingen gebeurde in het recente verleden via een speciaal daartoe opgerichte ‘technische regering’ (caretaker government). Maar de huidige regering, onder leiding van AL (Awami League) veranderde de spelregels in de grondwet waardoor de uittredende regering voortaan deze opdracht krijgt. Daar wil de oppositie dus niets van weten, omdat ze misbruik en manipulaties vreest.

Gulshan 1 Circle: enkel wat rickshaws
Winkels blijven veiligheidshalve gesloten.
Daarnaast, en dit is niet zonder belang, speelt de fundamentalistische moslimpartij Jamaat een niet te onderschatten rol. Deze partij, erg actief in de oppositie,  schuwt het geweld niet om haar doelstellingen te behalen. Sommigen beweren dat Jamaat het stuur van de oppositiepolitiek in handen heeft. Jamaat heeft er overigens alle belang bij dat de huidige regering weggestemd wordt en dat ze mee aan de macht kunnen komen. Negen van hun leiders, inclusief voorzitter en algemeen secretaris, zijn veroordeeld of in verdenking gesteld voor de gruwelen en mensenschendingen tijdens de bevrijdingsoorlog van Bangladesh in 1971. Hun belangrijkste eis is de vrijlating van al deze verdachten. Via brutaal straatgeweld werd het afgelopen jaar de stopzetting van de processen en de vrijlating van de verdachten geëist.

Deze mix van Jamaat- en BNP-eisen, geconfronteerd met een onverzettelijke regering maakte de voorbije maanden een gevaarlijke cocktail die Bangladesh in een neerwaartse spiraal zuigt. Er wordt hoog spel gespeeld. Van dialoog tussen regering en oppositie om uit de impasse te geraken is geen sprake. Internationale delegaties, zelfs de Verenigde Naties, kwamen tevergeefs bemiddelen. Politieke partijen vechten hun geschillen uit op straat en dikwijls zijn onschuldige burgers de slachtoffers. Het is puur een gevecht om de macht, haar je vaak zeggen: om ze te verwerven of om ze te behouden. En alle middelen blijken dan goed om het pleit te winnen.

De woning van Khaleida Zia is hermetisch afgesloten.
BNP en Jamaat hadden wellicht gehoopt met hun acties sinds november de regering op de knieën te krijgen: om toch een technische regering te vormen, of om de verkiezingen uit te stellen. AL gaf echter geen krimp toe en organiseerde gisteren de stembusslag.  Of het vrije en eerlijke verkiezingen zijn geweest? Daar mogen meerdere vraagtekens bij gezet worden. Ook de internationale gemeenschap heeft zo haar twijfels: enkel India en Bhutan zonden samen 4 internationale waarnemers. Meer dan de helft van de kiezers kon geen stem uitbrengen, omdat reeds 153/300 zetels automatisch waren bedeeld (bij gebrek aan tegenkandidaten). Slechts 12 van de 41 geregistreerde partijen namen deel. In de aanloop van de verkiezingen werden geen eisen of programmapunten gelanceerd. De kiesstrijd verschraalde tot een tweestrijd tussen AL en BNP, tussen Sheikh Hasina en Khaleida Zia. De man en vrouw in de straat kijkt onmachtig en onverschillig toe. Mijn buurman en zijn gezin gingen niet stemmen. “Het heeft geen zin. Dit zijn geen verkiezingen. Er is niet eens een programma.  Bovendien is al meer dan de helft van de parlementsleden aangeduid,” verduidelijkt hij. Niet moeilijk te verstaan dat vele media berichten van een ‘farce’ verkiezing. “En wie niet onverschillig is, is bang voor het geweld,” becommentarieert een andere buurman. Het hoge dodental van politiek geweld gisteren en de voorbije maanden bevestigen zijn gelijk.

Bangladesh zit in een donkere periode. Het is deze dagen onzeker afwachten. De sombere mist blijft wellicht nog een tijdje hangen. Hopelijk de voorbode voor terug meer zon!

 

Jef Van Hecken
Dhaka, 6 januari 2014

zondag 27 oktober 2013

Hoeveel doden nog in Bangladesh?


 
Vrijdag jl. vielen zeven doden bij politiek straatgeweld in Bangladesh, plus meer dan 300 gewonden. Twee weken geleden lieten bij confrontaties tussen regering en oppositie al drie mensen het leven. Voor vandaag en de twee komende dagen heeft de oppositie een algemene staking uitgeroepen. Als de regering niet zwicht zullen hardere acties volgen. De inwoners in de steden houden hun hart vast en durven niet buiten komen uit schrik voor de schermutselingen. De economie dreigt nieuwe klappen te incasseren. BGMEA, die de werkgevers van de kledingindustrie groepeert, roept op tot een dringende oplossing. Maar ook straatverkopers en rickshaw rijders zitten zonder inkomsten, want de straten blijven ongewoon leeg. Iedereen blijft binnen.
Aanslepende onrustHet is al een tijdje onrustig in Dhaka. Naast de groeiende onvrede bij de kledingarbeiders omwille van het uitblijven van voor hen tastbare resultaten ter verbetering van hun inkomen en veiligheid, is er de politieke impasse waar het land in verzeild geraakt is. Beide conflicten komen eind oktober samen tot een onvoorspelbare mix. Een IAO-team van experten moest rechtsomkeer maken omwille van de vanaf vandaag aangekondigde hartal.  De experten zouden de komende dagen in Bangladesh de laatste hand leggen aan een concreet voorstel om de veiligheidsinspecties van de fabrieken binnenkort op te starten. Een nieuwe dumper op de verwachtingen van de miljoenen kledingarbeidsters.
Gewelddadig politiek protest
Het is duidelijk dat de politieke strijd tussen regering en oppositie de komende tijd de agenda zal beheersen. Dit heeft alles te maken met de strijd om de macht, het gevecht om de kiezer. Want uiterlijk op 24 januari volgend jaar moeten nieuwe verkiezingen bepalen hoe het Parlement zal samengesteld zijn en wie de regering zal vormen. Maar van een overlegde aanpak blijkt steeds minder sprake. Vrijdag alleen, op een eerste dag van publieke politieke acties, kregen we via sms dertien waarschuwingen om bepaalde omgevingen te mijden als te gevaarlijk omwille van gewelddadig politiek protest. Gisteren, een dag zonder aangekondigde protestacties, kwamen niet minder dan elf gelijkaardige berichten.
Normaal gesproken zou het Parlement vandaag 27 oktober ontbonden worden, en de verkiezingsdatum bekend gemaakt worden. Maar de regering, sinds vorige verkiezingen in 2008 met een ruime tweederde meerderheid, besliste nog enkele tijd verder te werken. Illegaal, protesteert de oppositiepartij Bangladesh Nationalist Party (BNP), die oproept tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Niets van aan en geen probleem, argumenteert Awami League; slechts 45 dagen vooraf moet de verkiezingsdatum bekend gemaakt worden, en zodoende kan nog belangrijk wetgevend werk gedaan worden.

Manifestaties en een driedaagse algemene staking
De oppositie onder leiding van BNP heeft er nu voor gekozen via manifestaties en een driedaagse algemene staking het conflict in haar voordeel te beslechten. Maar de regering geeft niet toe. Het voorstel van Sheikh Hasina (AL) om tot een interimregering te komen (waarbij alle partijen vertegenwoordigd zijn)  die de verkiezingen moeten voorbereiden werd door de Khaleda Zia (BNP) verworpen. Die aanvaardt geen tussenoplossing onder het voorzitterschap van de huidige Eerste Minister. Want dat leidt naar corruptie en gemanipuleerde verkiezingen, klinkt het bij BNP. Zij stelt een regering van techniekers voor, een caretaker government, net zoals bij vorige verkiezingen. Maar AL heeft dat voorstel als onrealistisch van tafel geveegd. De impasse is compleet. De Bengaal wacht ongerust en met een bang hart af.
De fase van wederzijds opbod en politieke retoriek lijkt stilaan voorbij. Kan de knoop nog ontward worden of wordt deze impasse verder op straat uitgevochten? En hoeveel slachtoffers zal dat vragen? De Bengaal in de straat is er niet gerust in. Dergelijk scenario is hem niet vreemd, want ook bij de verkiezingen van 2006 (in een gelijkaardige context van politieke rivaliteit) liep het danig uit de hand. Toen vielen 28 dodelijke slachtoffers en heeft het leger ingegrepen om erger te voorkomen. Gaat het deze keer dezelfde richting uit? Alleen de partijen BNP (oppositie) en AL (regering) kennen het antwoord.

Jef Van Hecken - 27 oktober 2013

 

donderdag 24 oktober 2013

Rana Plaza, zes maanden later


Onder een veel te straffe zon, voorbode van een flinke regenbui later op de dag, zaten zo’n honderd slachtoffers van Rana Plaza bijeen op de plaats waar precies een half jaar geleden 1.129 kledingarbeiders hun dagelijks hard labeur met de dood bekochten. Vaders, maar vooral moeders en zussen van overleden arbeidsters kwamen in stil maar krachtig  protest bijeen. Schouder aan schouder. Want voor de meesten was het een bijzonder emotioneel weerkeren naar de rampplaats waar ze hun zoon, dochter, echtgenoot, vader of moeder verloren. Na een half jaar rolden de tranen alsof het drama zich enkele uren eerder afspeelde.

verdriet zit bijeen
met foto’s van geliefden
schouder aan schouder
Opgekropte woede
Hun opgekropte woede over het uitblijven van een billijke compensatie werd vertolkt door Amin, voorzitter van NGWF, vakbondspartner van Wereldsolidariteit en tevens lid van de internationale Schone Klerencampagne. Hoe is het mogelijk dat na een half jaar de meeste slachtoffers nog steeds geen uitzicht hebben op enige uitkering? Om de eisen kracht bij te zetten, werden op twee spandoeken de merken opgelijst: slechts negen hebben zich tot op heden geëngageerd om een degelijke regeling uit te werken; twintig andere wachten af. Hoe lang nog? Het is alsof de internationale bedrijven denken dat de kledingarbeidsters een dikke spaarboek hebben die ze nu kunnen aanspreken om de gemaakte kosten voor medische verzorging voor te schieten. Niets van dat, natuurlijk. Sommigen betalen meer dan driekwart van hun loon aan huishuur; het is te zeggen: voor twintig vierkante meter afgeboord met bamboe en ijzeren platen en daar een ijzeren dak bovenop.
Saphia, Faruk en Jasmine winden er geen doekjes rond.  Kwaad eisen ze van de kledingbedrijven dat ze snel over de brug komen. “De arbeidsters weten niet hoe de eindjes aan mekaar te knopen. En ondertussen gaat de internationale kledingindustrie met grote winsten lopen.  Maar de arbeidsters, die met hard en vooral lang werken deze winsten mogelijk maken, krijgen amper de kruimels van de tafel,” roept een verontwaardigde Saphia. Ik kon me niet bedwingen, vroeg de microfoon en richtte me tot de aanwezige slachtoffers: “Bij de instorting van Rana Plaza zagen  we hoe solidariteit gestalte kreeg, hoe gewone mensen met blote handen puin ruimden op zoek naar overlevenden. Ik ben hier niet om een verslag te maken van deze sit-in, maar om solidariteit vanwege arbeiders uit Europa en Amerika te tonen.  Ik heb de oplossing voor de compensatie niet op zak; maar samen met miljoenen consumenten – die de kleding kopen die jullie voor ons maken – blijven we de merken onder druk zetten voor veilige arbeid en een leefbaar loon. Die solidariteit is onze sleutel voor onze blijvende verbondenheid met jullie.”
‘k ben niet gekomen
om een verslag te maken
wel om ’t samen zijn
Shahida, Tania en Rozina
Rozina en Tania staan er al die tijd luidop wenend bij. Rozina verloor een van haar dochters en de andere werd zwaar gewond. De kostwinnaars van de familie zijn plots weggevallen. Vorige week met Eid, het Offerfeest, was er helemaal niets extra om te feesten, in tegenstelling tot de voorbije jaren. Hoe het verder moet, weet ze niet.  Tania krijgt het amper gezegd; schreiend vertelt ze in stukjes en brokjes, terwijl ze moe gehurkt haar kleinzoon van vijf zachtjes tegen zich houdt. “Hoe moet het met hem verder, “ vraagt ze? “ Niemand heeft me tot op heden geholpen. Ik heb enkel een kleine eerste vergoeding gehad, maar de laatste vijf maanden niets meer. Ik weet ’s morgens niet hoe ik mijn kleinzoon zal te eten geven. Niemand ziet naar ons om! Vragen we dan zoveel?”
Hetzelfde verhaal komt als een refrein terug. Vandaag verscheen een internationale studie waaruit blijkt dat 94% van de slachtoffers nog geen compensatie uitgekeerd kreeg. Dat cijfers klopt met wat we zelf vaststellen. Shahida, zelf sinds drie jaar weduwe,  kreeg pas vorige week bevestiging dat een van de 291 niet identificeerbare lichamen van haar schoonbroer was. Dankzij een DNA-test krijgt ze nu uitzicht op een compensatie. “Maar als alleenstaande vrouw kan ik nergens terecht, krijg ik nergens onderdak. En ik moet aan de toekomst van mijn zevenjarig neefje denken, die nu wees geworden is.” Shahida is de wanhoop nabij. Op een papier schreeuwt ze het uit  “Ik wil enkel schoolopvang voor mijn neefje.  Ik smeek en vraag Allah te zegenen wie ons kan helpen. Ik beloof de armen te steunen, maar alsjeblief: help me!”.  Met haar hand streelt ze mijn arm. Ik grijp haar hand en leg mijn lege hand op de schouder van haar neefje. Wat kan ik meer doen? Haar natte ogen danken om het luisteren. Het is me meer dan ooit duidelijk: alle plannen ten spijt, de slachtoffers blijven nog steeds in de kou.
ook na een half jaar
wenen de nabestaanden
bittere tranen
Jef Van Hecken
Dhaka – 24 oktober 2013

zondag 29 september 2013

Is veiligheid plots niet meer belangrijk in de fabrieken van Bangladesh?

De voorbije week haalde Bangladesh opnieuw de internationale media. Tienduizenden kledingarbeiders legden het werk neer, en trokken de straat op voor massaal protest. Daarbij kwam het tot gewelddadige botsingen met de ordetroepen. De regering moest zelfs speciale militaire eenheden inzetten om de kalmte te doen weerkeren. Het is inmiddels  vijf maanden geleden dat meer dan 1100 stiksters omkwamen na de instorting van het Rana Plaza complex, een ramp die zowel de publieke opinie als de kledingmerken wakker schudde. Wat is er precies aan de hand?

 
Massaal op straat

‘Boze kledingarbeiders blokkeren de autoweg in Gazipur. Fabrieken gesloten. Gelijkaardige problemen in andere industriezones.’ ‘Clash tussen politie en arbeiders in Ashulia. Waakzaamheid aanbevolen.’ Dergelijke sms-berichtjes maken me duidelijk dat de rust in de kledingsector na een week van protesten zeker nog niet is weergekeerd. De voorbije dagen was het protest iets minder massaal dan in het begin van de week, maar toch duidelijk aanwezig. Harde confrontaties met de ordetroepen, vernielingen aan auto’s en gebouwen, enorme verkeerschaos in de omgeving van de industrieterreinen. De eisen van de arbeiders zijn gekend. Ze willen een verhoging van het minimumloon van 30 € tot 80 € per maand. De werkgevers zijn even duidelijk: maximaal 6 € extra willen ze geven of 36 €. Deze stijging is lager dan de inflatie. Het voorstel van de werkgevers haalt amper het armoedepeil dat de Wereldbank heeft vastgelegd op 0,93 € USD per dag. Vraag is dus hoe je in Bangladesh met 1 euro per dag kan leven, of beter: overleven. Enkele dagen geleden bezocht ik fabrieksarbeidsters in een sloppenwijk in Dhaka. Bamboestokken met ijzeren golfplaten er rond, een grote ruimte van ongeveer 20 vierkante meter groot voor een gezin met minstens twee kinderen. Daarvoor moet 30 € per maand huur worden betaald. Dit gezin heeft per dag ongeveer 1,5 kg rijst nodig; kost minstens 15 € per maand. En dan hebben we nog geen kosten voor onderwijs en gezondheidszorg in rekening gebracht. Niet te verwonderen dat overuren kloppen en besparen op voedsel de gevolgde overlevingstechnieken zijn. Weinig verrassend dat het potje regelmatig overkookt en dat arbeiders massaal op straat komen.

Het geduld is op

In de nasleep van Rana Plaza, waar 1127 doden en meer dan tweeduizend gewonden vielen, hadden de kledingarbeidsters minstens op een spoedige verbetering gerekend. Looneisen klonken in alle gesprekken met de arbeidsters door. ‘Wat zijn we met een hongerloon in een veilige fabriek?’ vroeg Nazima me toen ik haar begin mei ontmoette.   Maar op de werkvloer is na vijf maanden amper iets te merken van een kordate aanpak voor veilig werk en een leefbaar loon. Plannen maken vraagt tijd, maar het geduld van de betrokken arbeidsters wordt wel erg lang op de proef gesteld.
Een speciale commissie is in het leven geroepen om het nieuwe minimumloon voor de sector te bepalen. Na meer dan drie maanden is er nog steeds geen witte rook. En een oplossing wordt niet voor december verwacht. De stugge werkgevershouding zint de arbeiders duidelijk niet.
De veiligheid in de fabrieken is wel aangepakt: de overheid heeft ongeveer 300 fabrieken gesloten om nieuwe Rana Plaza tragedies te voorkomen. Positief zou je denken; eindelijk een signaal van kordate aanpak. Maar de werkloze arbeidsters wachten nog steeds op een compensatie voor het gelden loonverlies.
Ook de slachtoffers van Rana Plaza en Tazreen (waar in een brand op 24 november vorig jaar 112 dodelijke slachtoffers vielen) zijn woest. Hoe lang moeten ze nog wachten op compensatie? Ondertussen lopen voor velen de doktersrekeningen torenhoog op. Te weinig en te traag, dat is de beoordeling van de compensaties.
Na vijf maanden ervaren de kledingarbeiders nog niet echt een verbetering. Er is geen uitzicht op een leefbaar minimumloon, vele slachtoffers wachten nog op compensatie, acties voor veiliger werk blijven voorlopig uit. Hoeft het dan te verwonderen dat de arbeiders  op straat komen?
 
Slachtoffers worden daders

Zowel de overheid als de werkgevers proberen de arbeiders de schuld te geven van alles wat er misloopt. De protesten brengen de sector veel schade toe, verkondigen regering en werkgevers in koor. Inderdaad de kledingsector maakt 80% uit van de export van Bangladesh en is dus een strategisch belangrijke sector. Daarom wordt de druk op de arbeidsters verhoogd. Hen wordt verweten dat ze de sector in gevaar brengen. Terwijl ze precies de slachtoffers zijn van slecht betaalde jobs in een onveilige omgeving. Er wordt zelfs gedreigd de bonus voor het komend Suikerfeest niet uit te betalen. De regering roept op terug aan het werk te gaan. Werkgevers sluiten hun fabrieken uit voorzorg tegen meer vandalisme; gevolg: geen inkomen voor de betrokken arbeidsters. En als klap op de vuurpijl, aan de fabriekspoorten staat de industriële politie klaar om de agressie van verongelijkte arbeiders in de kiem te smoren, om de rust te doen weerkeren. De regering heeft zelfs speciale eenheden ingezet om eventueel geweld de kop in te drukken. Er wordt niet geaarzeld om dat ook manu militari te verwezenlijken. Hoeft het dan te verwonderen dat het protest van deze kledingarbeiders vaak eindigt in een gewelddadige confrontatie met de ordetroepen?

Jef Van Hecken
werkt voor Wereldsolidariteit in Azië en woonachtig in Dhaka, Bangladesh

Savar, 28 september 2013

 

woensdag 8 mei 2013

Rana Plaza: vakbonden kunnen levens redden

 
 
Precies tien dagen geleden stortte in Savar, een kleine dertig kilometer buiten Dhaka, het Rana Plaza complex in. In het gebouw waren vijf kledingfabrieken gevestigd, op het gelijkvloers een winkelcentrum en een bank. De dag voordien was het gebouw geëvacueerd omdat het op zijn grondvesten daverde en kraakte. Maar die noodlottige woensdag waren volgens cijfers van BGMEA, de machtige werkgeverskoepel in de sector, zo’n 3.112 arbeiders, vooral vrouwen, terug aan de slag gegaan. Niet op vrijwillige basis, maar gedwongen. Want, zo blijkt uit vele getuigenissen, wie niet aan het werk ging zou zijn baan verliezen; en ook het achterstallig loon dat nog niet betaald was. Bovendien hadden de eigenaars, zonder op een expertise te wachten, verklaard dat er niets ernstigs aan de hand was. Met de schrik om het hart, en onder de dreiging van stokslagen, werd het werkbevel van de bedrijfsleiders gevolgd. Vele honderden zouden het met de dood bekopen. Nog een groter aantal collega’s geraakte gekwetst. Want minder dan een uur later zakte het gebouw als een kaartenhuisje in mekaar. Moord, blokletterden sommige kranten; hier en daar sloot een politicus zich daarbij aan. ‘Als er vakbonden actief waren geweest, had deze ramp kunnen voorkomen worden. Die hadden ten minste verhinderd in dergelijke omstandigheden het werk te hervatten.’ Deze stelling vindt meer en meer opgang, ook bij andere (economische) actoren die bij de kledingindustrie betrokken zijn.
Evident toch, zullen vooral Westerlingen zeggen - omdat ze vertrouwd zijn met een (toch nog altijd) vrij grote syndicalisatiegraad onder de werkende bevolking. Waarom organiseren die mensen zich dan niet in Bangladesh, hoor je dan vragen. Zijn er dan geen vakbonden actief in het land, gekenmerkt door een enorme arbeidsmarkt (vooral heel goedkope arbeidskrachten). Het antwoord is iets ingewikkelder dan de vraag stellen.
Bangladesh heeft voldoende wetgeving die de mogelijkheid om zich vrij te organiseren proclameert. Dat is niet het probleem. De internationale arbeidsnormen (vrijheid een vakbond op te richten en om collectieve onderhandelingen te voeren) zijn onderschreven. Maar het schoentje wringt (en dat is zachtjes uitgedrukt) in de omzetting naar de praktijk.
Enerzijds is het bijzonder moeilijk als vakbond een officiële erkenning te krijgen van het ministerie van Arbeid. Anderzijds voorziet de regelgeving dat een aanvraag tot vakbondserkenning de namen van de leiders en leden moet bevatten. Het ministerie zendt deze namenlijst ter controle naar de onderneming in kwestie die de betrokken werknemers ontslaat vooraleer van effectieve vakbondserkenning sprake kan zijn. Deze werkwijze speelt zeker in de kaart van de kledingondernemers en maakt echt vakbondswerk in de sector zo goed als onmogelijk.
Ontslag en intimidatie zijn schering en inslag. Dikwijls hebben arbeiders geen geschreven contract, zodat het bijzonder moeilijk is om voor je rechten op te komen. Als je baas dan nog weigert je rechtmatige karig loon op tijd uit te betalen, dan ben je helemaal een gevangene. Vernieuwen van het volledig personeelsbestand is een ander gevolgde strategie om vakbondswerk in de kiem te smoren. Volgens deze aanpak werkt geen enkele arbeider langer dan vijf jaar in je fabriek. Bovendien vermijdt de onderneming op die wijze dat ze ancienniteitsvergoedingen zou moeten betalen. En sommige eigenaars deinzen er zelfs niet voor terug hun bedrijf te sluiten en enkele maanden later opnieuw te starten met nieuwe arbeiders.
Wettelijk gezien is arbeidersparticipatie nochtans verplicht. Maar eind 2012 hadden slechts 134 van de meer dan vijfduizend kledingbedrijven een arbeider comité. In de praktijk zijn daarvan amper 20 effectief werkzaam. Op andere plaatsen heeft het management dergelijk comité samengesteld, zonder de verplichte verkiezing door de arbeiders zelf. Het zijn zogenaamde ‘pocket comités’ om de buitenwereld, inclusief de merken, zand in de ogen te strooien. Ze spelen geen rol van betekenis, zelfs niet met betrekking tot veilige werkomstandigheden. 
Vakbondswerk in de kledingindustrie is dus bijzonder moeilijk. Het gebeurt vooral buiten de fabriekspoorten. En ook dat is geen sinecure, al is het maar omdat arbeiders heel veel van werkgever veranderen. Wettelijk mogelijk maar in de praktijk riskeer je je inkomen, intimidatie (ook van je gezinsleden) en fysiek geweld.  Geen wonder dat er niet echt sterke vakbonden zijn die in staat zijn een vuist te maken. (De meeste hebben slechts 1.000 t0t 1.500 leden; NGWF, de grootste en ook lid van de internationale Schone Kleren Campagne, telt 37.000 leden.). Geen wonder dat arbeiders straatgeweld als enige uitweg zien om hun woede en hun eisen kenbaar te maken.
Precies daarom wordt de dreiging van de EU (om haar voorkeursbehandeling voor kleding uit Bangladesh te herzien) door de vakbonden verwelkomd. Precies daarom wordt de internationale druk van de consumenten voor het recht op vakbondswerk geapprecieerd. Precies daarom zijn de vakbonden en arbeiders blij dat de hoge IAO-delegatie de voorbije dagen een uitdrukkelijk pleidooi kwam houden om de voorziene wettelijke regelingen m.b.t. het recht op vakbonden en op collectieve onderhandelingen in praktijk te brengen. De IAO verwacht terecht dat politici, die maar al te graag de andere kant opkijken als het om betere en veiliger arbeidsomstandigheden gaat, hun verantwoordelijkheid ter zake opnemen. Want de vrees dat Bangladesh een veelvoud aan Rana’s telt, met een reëel risico dat nog meer rampen niet uitgesloten zijn, is bij velen aanwezig.
 
Jef Van Hecken
Dhaka – 8 mei 2013